Rotterdam (en de wereld) voorbereiden op klimaatverandering… er moet nog veel gebeuren. En de opgaven zijn complex. Architect Hiltrud Pötz, die al mee pionierde aan veel klimaatbestendige architectuur- en stedenbouwprojecten, weet dat integrale samenwerking daarbij absoluut essentieel is. ‘Dus niet: iemand bedenkt iets en de rest schiet erop. Maar hup, alle disciplines om tafel. Van meet af aan sámen brainstormen en uitwerken.’ In Rotterdam, merkt ze, komt dat niet altijd even makkelijk van de grond. Tien tips van Hiltrud, als zetje in de goede richting.
1. Richt je op een plek of gebied, niet op organisaties en structuren. Werk samen rond dat gebied en de opgave. Hiltrud: ‘Dan richt je je vanzelf op kwaliteit en inhoud, en laat je de structuren los en de macht. Pas in tweede instantie kijk je met elkaar hoe je dat voor elkaar krijgt binnen de bestaande structuren.’
2. Vraag alle betrokken experts aan tafel. Innovatie komt alleen tot stand als je met meerdere mensen, en liever nog, verschillende disciplines aan tafel zit. ‘Bij alle grote, succesvolle projecten waaraan ik heb meegewerkt, zaten alle stakeholders samen aan tafel. Experts vanuit alle disciplines en belangen die horizontaal met elkaar denken en werken. Bij de ontwikkeling van de ecologische wijk EVA-Lanxmeer in Culemborg zijn we begonnen met expertworkshops met de waterbeheerder, energiebeheerder, stedenbouwkundige en toekomstige bewoners.’
Innovatie komt alleen tot stand als je met meerdere mensen aan tafel zit
Aan het begin is zo’n proces natuurlijk investeren. Bijvoorbeeld, in de vorm van brainstorms of workshops om met elkaar in een creatieve, constructieve flow te komen. ‘Dit kost extra tijd, maar levert je later in het proces versnelling op. Omdat je de visie, uitgangspunten en eerste ideeën samen hebt ontwikkeld, worden ze door iedereen gedragen. Doordat je aan het begin vanuit allerlei disciplines hebt nagedacht, loop je later in het proces ook tegen minder obstakels op. En uiteindelijk heb je maar een paar ochtenden nodig om de neuzen dezelfde kant op te krijgen. Dat is echt heel iets anders, dan de betrokkenen lineair (d.w.z. na elkaar) te laten reageren op een idee. Ik maak nog steeds mee – en dat vind ik schokkend – dat de rioolbeheerder en de groenbeheerder elkaar voor het eerst ontmoeten.’
3. Zorg ook dat de bewoners vanaf het begin aan tafel zitten. Als het om een kleiner gebied gaat – een straat of een woonblok – zorg dan zeker dat de (toekomstige) bewoners aanschuiven. Gaat het om een groot gebied, dan nóg is dat een goed idee. Daarnaast kun je de wijkbeheerder vragen die het gebied van dichtbij kent.
4. Schakel een niet belanghebbende procesbegeleider in. Een externe partij die faciliteert. ‘Ook bij de ontwikkeling van EVA-Lanxmeer was een supervisor, die het proces begeleidde. Dit is ideaal om de vaart erin te houden, mensen op koers te houden, soms de discussie de ruimte te geven of af te kappen, of een beslissing af te dwingen.’
5. Haal inspiratie van buitenaf. ‘Mensen kunnen alleen doen, wat ze kennen. Als je nieuwe oplossingen nodig hebt, vraag dan mensen erbij die op andere plekken iets heel anders hebben gedaan. Laten we ook vooral van elkaar leren. Van de oplossingen die experts in andere projecten, steden of landen hebben gevonden.’
6. Iedereen houdt zijn eigen verantwoordelijkheid. ‘Soms denken mensen dat er binnen zo’n integrale samenwerking onduidelijkheid is over de verantwoordelijkheden. Niets is minder waar. Iedereen aan tafel mag over elk onderwerp meedenken, maar de rioolbeheerder houdt de verantwoordelijk voor het riool en de groenbeheerder voor het groen. Jij bent uiteindelijk de vakman of –vrouw.’ Voor een deel overlappen de verantwoordelijkheden elkaar natuurlijk wel. Innovatieve afwatering loopt misschien over straat en dat moet de verkeersplanoloog ook goedkeuren.
Ik heb zelden meegemaakt dat een deadline slecht is
7. Stel jezelf een deadline. ‘Ik heb zelden meegemaakt dat een deadline slecht was. Een tijdje terug, werkte ik mee aan een participatieproject in Hoogvliet, het Hof van Heden. Het was een soort CPO-organisatie (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) binnen Vestia. De deelnemers hadden vergaande zeggenschap, maar binnen de planning en budgetten van de woningcorporatie. We hielden een strak ritme aan: nu moet dit besloten worden en nu dat. Maar dat was goed. Mensen moeten tóch een keuze maken. Eindeloos vergaderen levert niet per definitie betere beslissingen op. Het was een van mijn leukste projecten: vrijheid binnen een strak schema.’
8. Geef de deelnemers huiswerk. ‘Bij de ontwikkeling van Floriade hadden we ook te maken met een strakke deadline. Daar kregen wij telkens huiswerk mee. Tijdens het overleg kwamen er dikwijls nieuwe vraagstukken op tafel. De relevante experts kregen dan voor de volgende keer de opdracht om te uit te zoeken hoe het werkte, wat haalbaar was, wat niet, etc. Zij moesten tekeningen maken en berekeningen. Zodat we het volgende overleg een besluit konden nemen. Ook een heel fijn strak ritme.’
9. Heb vertrouwen in het proces. Natuurlijk is het doodeng als je voor het eerst horizontaal met elkaar samenwerkt, erkent Hiltrud. ‘Als architect wil je je stempel zetten. En ben je bang om je zeggenschap te verliezen. Maar ik heb er totaal vertrouwen in gekregen, dat je op basis van argumenten tot de goede kwaliteit, komt.’ Anderen geven je tips, adviezen, stellen wezenlijke vragen die je aan het denken zetten. Uiteindelijk komen de goede argumenten – van jou of de anderen – altijd boven drijven, op basis waarvan je met elkaar de goede beslissingen kunt nemen.
De eerste paar keer kost het moed om je open te stellen naar andere experts
10. Durf open te zijn. ‘De eerste paar keer kost het energie en moed om je open te stellen naar de andere experts. Want je moet je kwetsbaar opstellen en ook kritiek kunnen incasseren. Maar uiteindelijk wordt het er veel interessanter en prettiger van, juist omdat er veel meer dialoog is en je meer van elkaar leert.’
Okee, bonustip 11: Als mensen in de weerstand zijn, vraag dan wat erachter zit. Heel vaak is het niet wat je denkt. Wel moet je integer zijn, oprecht luisteren naar hun vraag en hieraan tegemoet komen of uitleggen waarom dat niet kan. ‘Een van de mooiste projecten die ik ooit heb gedaan was in Nijmegen met kampers. Twintig procent van de bewoners moesten uit het kamp en naar een sociale huurwoning. Ik heb met de kampervrouwen moodboards gemaakt voor de woonvormen. De kampervrouwen waren anderhalf uur te laat, waanzinnig opgedoft, Gucci bril op. Het leken wel voetbalvrouwen. Ook wilden ze in witte villa’s wonen met terrassen, maar ze moesten in een sociale huurwoning. Uiteindelijk heb ik witte woningen met een veranda en een woonkeuken ontworpen en ze waren heel gelukkig. Al waren de huizen 5,40 m breed.’
‘Ik ben best positief gestemd, hoor, over de toekomst van onze grote klimaatopgave. Omdat ik bij zoveel gemeenten bereidwilligheid zie om integraal samen te werken. Nu moeten we de bewoners nog meer betrekken. En ook al vraagt iedere situatie om maatwerk, we moeten toch ook wat meer routine ontwikkelen.’